Waterschade bij dompelpompen? Hoe kunnen we dat voorkomen?

De voordelen van dompelpompen liggen voor de hand: in vergelijking met conventionele verticale pompen met schacht zijn ze veel compacter gebouwd terwijl ze dezelfde hydraulische capaciteit leveren. Er zijn geen extra gebouwen of externe behuizingen voor de motoren nodig en bij onderhouds- en montagewerkzaamheden zijn ze in vele opzichten gemakkelijker te hanteren. Maar: hoe veilig is het permanente gebruik onder en ook in zeer vuil water? Kan er vloeistof binnendringen en kortsluiting of motorschade in de pomp veroorzaken?

Dit is in principe mogelijk bij alle pompen met dompelmotor – maar alleen wanneer er sprake is van schade: bijvoorbeeld door het ontbreken van een testschroef, een gebroken pomplichaam, oude en breekbare afdichtingen of een defect pomphuis. Ook in gevallen waarin de O-ring niet goed op zijn plaats zit of beschadigd is, er kerven op de as zijn of de asafdichtring niet goed gesmeerd of zelfs verkeerd gemonteerd is, kan er water in de motorruimte binnendringen. Dat geldt met name bij vast ingebouwde dompelpompen in vuilwaterreservoirs, omdat deze hun werk buiten het zicht verrichten en vaak kelderruimten beschermen tegen terugloop. Dit alles kan worden voorkomen door goed onderhoud.

Als er geen mechanische schade van de pomp is, kan er geen water in de pomp binnendringen. De pomp wordt bewaakt door verschillende sensoren. Mocht door mogelijke schade toch water in de pomp binnendringen, dan wordt de pomp via de bewakingssensoren uitgeschakeld. Voorwaarde is, dat de bewakingssensoren in de schakelkast zijn aangesloten.

Alle KSB-dompelpompen (bijvoorbeeld de series Amarex KRT en Amacan) zijn volledig uitgerust met een langswaterdichte kabelingang. Dit gepatenteerde systeem beschermt de pomp tegen het binnendringen van te verpompen medium in de motorruimte en in de aansluitkast, ook als de kabelisolatie tijdens montage of bedrijf beschadigd is.

De afzonderlijke kabeladers worden geïsoleerd en de uiteinden worden vervolgens met tin gesoldeerd. Dit gedeelte wordt met afstandshouders in de eigenlijke kabelinvoer vastgezet en vervolgens volledig met kunsthars aangegoten. Bovendien wordt de buitenste kabelisolatie afgedicht door een rubberen stopbus. Dit afdichtprincipe is zowel van toepassing op de voedings- als op de stuurkabel.

Alle KSB-dompelpompen voldoen vanzelfsprekend aan beschermingsklasse IP68 (International Protect). Het eerste cijfer, 6, staat hier voor "stofdicht" en het tweede cijfer, 8, voor "beschermd voor permanente onderdompeling".

Als de pomp wordt gemonteerd, moeten de kabels in de schachtbuis met betrekking tot hun eigen gewicht mechanisch worden ontlast en tegelijkertijd tegen de turbulentie in de stroming worden beschermd. Hiervoor heeft KSB een gepatenteerde kabelhouder ontwikkeld. De kabels worden daarvoor op een draagkabel met rubberen profielen vastgezet. Vervolgens wordt de draagkabel met een draadspanner en harpsluiting aan het buisschachtdeksel bevestigd of bij open buisschachten aan een traverse vastgezet. Deze oplossing garandeert een lange levensduur van de kabels en de dichtheid van de kabelinvoer in het motorhuis.

De as is afgedicht door een dubbelwerkende mechanische asafdichting. Mechanische asafdichtingen zijn onmisbaar voor de afdichting van roterende assen. Zij zorgen ervoor dat het te verpompen medium in het systeemcircuit blijft, voorkomen emissies en beschermen zo het milieu tegen verontreiniging. Tegelijkertijd zorgt de optimale asafdichting in de vorm van een mechanische asafdichting voor optimaal rendement en bedrijfszekerheid bij pompen. Want: het grootste deel van alle reparaties is toe te schrijven aan afdichtingsproblemen.

Bij de dompelpompen zorgen mechanische asafdichtingen in tandemopstelling met vloeistofreservoir en hoogwaardige, slijtvaste glijmaterialen voor jarenlang storingsvrij bedrijf.

De mechanische asafdichting wordt door middel van een vlotterschakelaar bewaakt. Diverse sensoren geven tijdig een waarschuwing, voordat schade kan ontstaan. Zo worden trillingen gedetecteerd en de vochtigheid in de motor- en aansluitruimte en de temperatuur van de motorwikkeling, van het koelmiddel en van het lager bewaakt.